-
1 disrupt
v. verstoren; splijten, onderbreken; verbrijzelen,; verdelen, opbreken[ disrupt]1 uiteenrukken ⇒ uiteen doen vallen, verscheuren♦voorbeelden: -
2 disrupt the silence
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский